Deze zomer verscheen een belangrijk boek over samenleven in gemengde buurten en steden, waarin ook de rol van gemengde scholen prominent naar voren komt: De nieuwe minderheid. Over mensen zonder migratieachtergrond in de superdiverse stad.
Het boek biedt de resultaten van een vijf jaar durend internationaal vergelijkend onderzoek naar zes steden waarin iedereen tot een minderheid behoort, te weten Amsterdam, Rotterdam, Antwerpen, Malmö, Hamburg en Wenen. In dergelijke steden kun je niet (meer) spreken van een minderheid die moet integreren in de leefwijze en cultuur van de meerderheid. Integratie is tweerichtingsverkeer en moet van beide kanten komen, van mensen met een migratieachtergrond en mensen zonder migratieachtergrond. Naar die laatste groep is opmerkelijk weinig onderzoek gedaan en dat maakt dit boek (gebaseerd op een grote enquête en diepte-interviews) vernieuwend. Het biedt helder inzicht in hoe mensen in dergelijke steden de praktijk van het samenleven ervaren en vormgeven.
Cruciaal voor een scenario van ‘hoop en empowerment’ in superdiverse steden zijn vriendschappen over etnische scheidslijnen heen. Die komen echter niet vanzelf tot stand, daarvoor moeten mensen elkaar ook ontmoeten in betekenisvolle activiteiten op school, op het werk en in de vrije tijd. Uit het onderzoek komt naar voren, dat mensen met een gemengde vrienden- en kennissenkring veel vaker op een gemengde basisschool hebben gezeten. Direct in aanraking komen met diversiteit op jonge leeftijd is dus belangrijk. Dat kan (op iets latere leeftijd) ook gebeuren wanneer iemand zonder migratieachtergrond een relatie krijgt met iemand met een migratieachtergrond, of wanneer die in het buitenland heeft gewoond. In al die gevallen gaat het om situaties waarin je leert omgaan met verschillen. Als je dergelijke ervaringen niet opdoet, kun je je onzeker gaan voelen in een diverse omgeving en daar afwijzend tegenover gaan staan. En als je die ervaringen wel opdoet dan kun je vaak als verbinder fungeren en soms ook als bemiddelaar bij kleine conflicten.
Of kinderen van respondenten naar basisscholen gaan met een gemengde leerlingenpopulatie is een van de drie factoren die een geslaagde praktijk van het samenleven in een gemengde buurt bevorderen. De andere twee zijn de kwaliteit van het contact met buren met een migratieachtergrond en of mensen met verschillende etnische achtergronden elkaar tegenkomen in verschillende activiteiten (bijvoorbeeld een teamsport). Alle drie vergt actieve inzet en die wordt wel omschreven als diversiteits-werk. Tegelijkertijd wordt bij alle drie ook een ander deel van iemands identiteit aangesproken dan de etnische identiteit, bijvoorbeeld die van ouder, buurtgenoot of sporter.
Behalve van individuele burgers is ook de inzet nodig van beleidsmakers, politici en mensen in relevante organisaties (zoals schoolbesturen). Zoals de auteurs concluderen aan het einde van hun inspirerende boek: we moeten er allemaal iets voor doen, het gaat niet vanzelf.
Maurice Crul en Frans Lelie (2023). De nieuwe minderheid. Over mensen zonder migratieachtergrond in de superdiverse stad. Amsterdam: VU University Press.